top of page
Featured Posts

ARMOE, WHITENING EN MOORD

Opgedroogd vuil van de laatste overstroming zit nog onder hun slippers en de zon heeft kleine gaatjes gebrand in de nek en op de schouders van hun verschoten T-shirts. De gaatjes zijn mooi rond, alsof de zon ze er een voor een met een vergrootglas in heeft gebrand. De drie jongens zijn veel buiten en arm als een becak-fietser.

Zon en armoede gaan hier hand in hand. Voor wie arm is is er alleen de gratis schaduw van een schaduwboom. Voor de rest kunnen ze een handdoek om hun hoofd wikkelen of een rieten kegelhoed opzetten, maar het zal nooit genoeg zijn: op de lange duur helpt niets tegen het looien van hun huid. De zon verandert het mooiste en zachtste aziatische vel in bruin en tanig leer.

Je moet rijk zijn en een airconditioned auto en een dito huis bezitten, en zachte crèmes gebruiken met veel whitening erin om aan de zonnebrand te ontkomen. Dat weten mensen, en dat is dan weer precies de charme van het wit-zijn: dat iedereen in één oogopslag kan zien dat je geen kampoeng-lijer bent. Wie wit is woont aan de goede kant van de waterscheiding, de kant met de airco, de credit cards en het overdekt vervoer.

Wat doen de drie jongens aan deze kant van de grens?

Ze weten goed dat ze hier niet thuishoren, en dat ze een ongeschreven wet overtreden door hier te zijn. Die wet kent iedereen, omdat hij je bij je geboorte wordt meegegeven. Het is een wet die geldt voor rijken zowel als voor armen: de wet die zegt dat je bij elkaar niets te zoeken hebt.

Ze stoten elkaar af als twee positieve magnetische polen.

Ze gedragen zich ernaar. Als er een buleh voorbij komt en dan roepen ze 'mister' tegen die kleurloze rijke uit een land zonder zon, en als het een Indonesiër is in een pak slijmen ze 'bapak' met een buiging en een schuine blik omhoog.

Wie arm is is ieders onderdaan.

Ze glimlachen altijd, dat is een andere wet die iedereen kent: blijven glimlachen. Glimlachend ondergaan ze alles wat de rijken met ze doen. Wie rijk is mag alles. Hij mag hun kampoeng binnenlopen, mag naast ze zitten op de vieze plastic krukjes in het theehuis, koffie slurpen uit de bruinbeslagen glaasjes, en zijn neus dichtknijpen bij de vuilnisjutters in de steeg, en daar dan ook nog foto's bij maken. Rijken mogen een kampoeng-markt bezoeken om daar geamuseerd te kijken naar het gesjouw en gesjacher en het gehak met scherpe messen, zij mogen wijzen naar de dode kippen met hun blote kippenvel, waaromheen de vliegen zich verdringen. En daaromheen de mensen, die eigenlijk geen echte mensen zijn, meer een soort aaseters die leven in hun eigen stront.

Waagt omgekeerd eens iemand zich in zijn arme kleren in een rijke buurt, dan geven ze hem met een pastoorsgezicht een beetje geld, of ze roepen de politie. Wat is erger. Dat ze je als een bedelaar behandelen, of als een crimineel?

Ze slaan geen rijken dood, hoe graag ze dat ook zouden willen, omdat iedereen weet hoe dat zal aflopen. Wie aan de rijken komt wordt extra zwaar bestraft.

Toen Soeharto viel, toen mocht het ineens wel. Wekenlang hebben ze toen geplunderd. Eerst plunderen en dan de brand erin, en ze hebben witte chinese meisjes geneukt tot alle whitening eraf was. 'Merdeka!' riepen ze, en 'reformasi', en overal was het feest. Alles zou anders worden, zelfs voor de armen.

Dat feest heeft niet zo lang geduurd. De oude orde werd snel weer hersteld, en zo is het sindsdien gebleven. Er is één klein verschil met vroeger: in plaats van ontzag regeert nu argwaan.

Een pitbull die een keer bloed heeft geproefd is nooit meer te vertrouwen.

De becak-rijders hebben de bazen en de dames van hun kwetsbare kant leren kennen. Ze hebben hun winkels en huizen in brand gestoken, hun onderbroeken aan repen gescheurd en aan hun eigen stille pitbullkracht geroken waartegen niets en niemand bestand is. Niets kan ze tegenhouden zolang ze met z'n allen zijn.

Ze buigen en lachen, maar stiekem hebben ze een beetje schijt aan de rijken, en schijt aan de wet die ze tot onderdanen heeft gemaakt. Als je een keer een supermarkt in brand hebt gestoken ben je nooit meer bang voor de security van de Hero.

Ze hebben ook schijt aan de conventies waarmee de rijken hun rijke eten en drinken nuttigen.

Kijk ze daar staan vingeren langs de duurste flessen in de drankensectie. (Dit tafereel speelt zich af vóór de prohibitie. Er is nog drank in overvloed. Niet alleen bier, maar ook wijn en whiskey en wodka.)

Hebben ze zo veel geld? Hoe komen ze daaraan? Moet ik de bewaker waarschuwen?

Ze storen zich aan niemand. Ze kijken naar de etiketten van dranken die de kleur hebben van water, van pis of van donkere thee. Ze stoten elkaar aan. 45! vinden even later een 48 en zelfs een 52. Ze weten niet dat je in de apotheek ook 90 procent alcohol in flesjes kunt kopen. Dat je van die alcohol blind kunt worden, of erger, dat weten ze ook niet.

Later, in een stil hoekje, zullen ze met z'n drieën hun fles drank mixen met cola, hoofdpijnpoeder, RedBull en koffiemelk. Zij zullen het dan zo snel mogelijk naar binnen gieten om zo snel mogelijk zo dronken mogelijk te worden.

En binnenkort, wanneer de prohibitie de drank uit de winkels zal hebben gebannen, zullen zij van de drank op shabu shabu overstappen, chrystal meth. Het is ze om het even.

Rijken drinken anders. Zij drinken voor de show, dus geen gewone cognac maar XO, geen gewone Johnnie Walker maar Blue Label met hun naam in de fles gegraveerd. De rijken hebben daarvoor een eigen hoekje in de vliegveld-dutyfree, waar de flessen van kristal zijn, met zilver beslagen, of van zuiver goud, en opgebaard staan in houten praalkastjes met hoerig velours. Zúlke flessen willen zij op tafel. De inhoud doet er nauwelijks toe. Je moet kunnen zien wat het kost, daar gaat het om. Dat is met drank niet anders dan met auto's, tassen, schoenen en horloges, of met de operaties van kin, hals, wangen, neus en ogen van de echtgenote. En haar dure blanke huid.

Follow Us
No tags yet.
Search By Tags
Archive
  • Facebook Basic Square
  • Twitter Basic Square
  • Google+ Basic Square

                IN INDONESIË              

bottom of page